Wanneer we werken met cliënten in de verslavingszorg  streven we naar een lange termijn behandeldoelstelling. Of beter gezegd, ‘we hopen dat de cliënt dat doet’. Deze doelstelling sluit aan op een betere kwaliteit van leven, hoe het ook geformuleerd is. Het begint met korte termijn doelen zoals abstinent zijn en inzicht krijgen in het eigen ziektebeeld. Als deze korte termijn doelen behaald zijn veranderen ze naar een methode, om samen met behandelmethodes, te komen tot die lange termijn doelstelling. Op zich kunnen de korte termijn doelen voor de cliënt al een behoorlijke uitdaging zijn, maar met de juiste begeleiding bij eventuele detoxificatie is het vaak geen onmogelijke opgave. Als de cliënt clean is van middelen (en/of compulsieve gedragingen) is de weg van psycho-educatie over de ziekte verslaving en de implicaties hiervan een logische volgende stap om de overgang te maken naar keuzes die vanuit intrinsieke motivatie worden gemaakt..

Lijdensdruk en hoop

In het proces van bereikte abstinentie merken we op dat de lijdensdruk die verslaving veroorzaakt, heeft gezorgd voor enige motivatie om hulp te aanvaarden. De exacte oorsprong van de motivatie is hier minder van belang. Doet de cliënt dit voor zichzelf of om voortschrijdende huwelijkse, arbeidstechnische, relationele, justitiële of fysieke problemen niet erger te laten worden? In dit stadium maakt het niet uit. Er is immers een keuze gemaakt voor nu. Als de keuze eenmaal is gemaakt is het van belang onderscheid te maken tussen de lijdensdruk die enige motivatie heeft opgeleverd en een volgende factor die het proces nog meer zal beïnvloeden. Deze factor is hoop. Daar waar de lijdensdruk dus heeft gezorgd voor motivatie een eerste stap te gaan nemen, zal hoop de belangrijkste factor worden op veranderingen aan te gaan. Lijdensdruk hoort bij motivatie. Hoop hoort bij intrinsieke motivatie en gedragsverandering.

Zelfregie

Het maken van gezonde keuzes door cliënten is de weg van progressie. Deze keuzes bestaan uit het anders omgaan met situaties, zichzelf, emoties, triggers, mensen in hun omgeving en gedachten. Keuzes bepalen gedrag, en keuzes leren maken begint klein, heel klein. Nog vaak zien we hierin dat het geven van adviezen door  behandelaren en ervaringsdeskundigen regelmaat is in plaats van uitzondering. In het behandelproces is het juist van belang de cliënt haar, hun of zijn eigen keuzes te laten maken in het stellen van doelen en bepalen van methodes hoe deze te bereiken en te bestendigen. Hierin hebben artsen en met name psychiaters een andere rol door hun taak in diagnose stelling, farmacotherapie en indicatiestelling bij behandeling. Het geven van adviezen door andere zorgverleners (behandelaren, ervaringsdeskundigen) lijkt vaak voort te komen uit de bevestiging van het eigen kunnen. Het gaat dan echter niet langer over de cliënt maar over de zorgverlener zelf.

Laat de cliënt keuzes maken op een korte termijn en geef de mogelijkheid hulp te ontvangen in het maken van die keuzes. De hulp in het maken van de keuzes kan cliënt ontvangen van groepsgenoten. Zij zijn de meest waardevolle instrumenten die de cliënt nodig heeft om zich (weer) te kunnen verbinden met anderen en zichzelf. Zij zorgen voor overdracht van waardevolle ervaringen in hun eigen proces op meerdere levensgebieden.

Een cliënt met verslavingsproblemen heeft verbindingsproblemen, hierin ligt de kern van de aandoening. Het niet verbonden zijn heeft de cliënt af doen dwalen naar de donkerste plaatsen van hun eigen binnenwereld en buitenwereld. Oprechte verbindingen aangaan is helpend en de basis van effectieve behandeling. Groepsgenoten in behandeling en zelfhulpgroepen zijn hierin onmisbaar. Zij zijn bovendien gelijkwaardig (op een juniore of seniore positie in de groep na, maar dat is juist helpend).

Harde confrontaties met acties uit het verleden die henzelf of anderen schade hebben berokkend zijn, na het verkrijgen inzicht in hun situatie, niet helpend meer. Terugkeren naar de ellende waar ze vandaan komen helpt bij ontkenning en bewustwording, maar verliest zijn doel bij voortgezette behandeling waaraan gebouwd wordt aan de kwaliteit van leven. Hierin speelt juist hoop de grootste rol. Hoop dat het voor hen gaat werken omdat ze dit ook bij anderen zien. Hoop dat de pijn misschien minder wordt en een ‘klein, leuk leven’ toch nog tot hun mogelijkheden behoort. Hoop dat ze niet langer alleen in het leven staan. Hoop dat ze ergens bij horen.

In het werken met hoop richten we ons enkel op de belangen van de cliënt. Als zorgverlener ontlokken we verandertaal in groepen en in individuele gesprekken door ons te richten op levensgebieden (behoeftes) als positiviteit, kracht, relaties, vrijheid, fun en overleven (William Glasser). Hierin verdiepen we ons in de kwaliteitswereld van de cliënt en wat de cliënt zou willen bereiken in deze gebieden. Ook benadrukken we het onderscheid tussen verzorgende en verwoestende gewoontes aangezien deze in tijden van actief gebruik het zelfbeeld hebben aangetast.

Zorgfrontatie in plaats van confrontatie.

Vanzelfsprekend is (en blijft) er aandacht voor de lijdensdruk die eerder een eerste aanleiding vormde voor het aangaan van een behandeling, maar deze is niet langer leidend. Leidend is de toekomst waarin de doelstellingen voor een langere termijn basis zijn voor gedragsveranderingen in het hier en nu. deze bestaan uit kleine doelen, soms zelfs zeer klein, om de cliënt in staat te stellen de succeservaring te laten voelen van de inspanning hiervoor. In de gespreksvoering maken we gebruik van verschillende stijlen, deze kunnen sturend, volgend of gidsend zijn. Alle stijlen zijn gericht op aansluiting, focus en verdieping. Wanneer het op actie aankomt laten we de cliënt de keuze maken. Mocht deze keuze niet helpend zijn geweest of niet aansluiten bij de ambitie of capaciteit van de cliënt dan bespreken we deze in een eerstkomend gesprek. In dit gesprek is de cliënt niet gebaat bij verwijten van de zorgverlener en is de zorgverlener niet gebaat bij excuses van de cliënt. Het blijven maken van eigen keuzes leidt de cliënt uiteindelijk na behandeling tot de onderhoudsfase (Prochaska, DiClemente). In deze fase is het aan de cliënt het herstel verder zelf vorm te geven in zelfhulpgroepen. Hierin is het van belang dat de cliënt dus grondig geoefend heeft in het maken van eigen keuzes om het lerende effect te laten beklijven op een manier die past. In deze fase is er ook ruimte voor ontwikkeling in herstel, een ontwikkeling die een leven lang mag duren met inzichten en ervaringen die voortkomen uit keuzes, eigen keuzes.

 

Meino de Vries