door Meino de Vries
‘Ik ben geworden wie ik nu ben op mijn negende jaar’ vertelde een cliënt me ooit. Niet wetende welk levens veranderend verhaal ik zou horen, dacht ik even terug aan het werk van Bessel van de Kolk waarin meerdere cliënten zich met deze uitspraak konden vereenzelvigen. Op verzoek van een cliënt deel ik onderstaand artikel met jou.
Mijn cliënt is een vitale vijftiger, tweede huwelijk, harmonieus gezinsleven, fijne baan en kwaliteit van leven. De man die het voorgaande op een gedreven manier wist te bereiken, leek in niets op een negenjarige. Hij had zijn meerjarig herstel gevonden van een alcohol en drugsverslaving en vertoonde een prettige en inlevende vorm van communiceren waarin woorden enerzijds vanuit zorgvuldigheid werden gekozen en anderzijds voortkwamen vanuit primaire emotie of affectief gedrag. Zoals bij veel cliënten speelde bij hem de lijdensdruk van disfunctionele familierelaties. Hierin nam hij het zichzelf kwalijk geen evenwichtige relatie met zijn moeder te kunnen bouwen of bestendigen. Hij vertelde me dat hij met zijn zusje was opgegroeid in een eenoudergezin waarin vader al op jonge leeftijd van de cliënt uit beeld was verdwenen door een alcoholverslaving. Voor de oorzaak van zijn verslaving wijst hij geen schuldige aan. Volgens hem zijn er wel factoren geweest die een sterk uitlokkende werking hebben gehad op iets wat mogelijk voorkomen had kunnen worden.
In de eerste sessies bleek dat hij zich doorgaans alleen had gevoeld in zijn jeugd en eigenlijk opkeek naar anderen, wat resulteerde in angst voor anderen maar bovenal angst voor autoriteit van anderen. In de onbewuste zoektocht naar een eigen identiteit bleek hij voornamelijk gericht te zijn op bevestiging van anderen wat hem uiteindelijk juist verder van zichzelf dreef dan dat het hem een ‘identiteit’ opleverde. Gevoelens van schuld waren er wanneer hij voor zichzelf koos en anderen daarmee teleurstelde of kritiek kreeg.
Normale confrontaties aangaan had hij volgens eigen zeggen niet geleerd. Bij conflict of onenigheid ervoer hij gevoelens van schuld en (over)verantwoordelijkheid over wat een ander voelde door zijn woorden of zijn toedoen. Hierdoor ontstond een ineffectief zelfbeeld waarin hij zijn eigen leerpunten en tekortkomingen niet kon duiden omdat hij zich schuldig voelde.
Hij voelde zich een slachtoffer wanneer een conflict of confrontatie vanuit de ander naar hem was gericht. Het gevolg hiervan was dat hij altijd angstig werd wanneer er sprake was van een gespannen situatie, boosheid van anderen of kritiek naar hem.
Gezonde keuzes in vriendschappen en relaties waren hem vreemd. Door zich onder anderen te plaatsen koos hij voor vriendschappen die zijn incomplete zelfbeeld moesten compenseren. Hierdoor begon hij vroeg met drinken en blowen met vrienden die niet op zijn school zaten zodat hij hiermee kon schermen naar zijn klasgenoten die in zijn ogen ‘normaler en saaier’ waren. Hoewel de thuissituatie in zijn jeugd gespannen was bleek hij ook juist de spanning buitenshuis op te zoeken. Hij benoemde dit als ‘een gevoel dat ik leefde’. Schoolresultaten verslechterde en doublures waren er veel. Toen ik hem vroeg naar emoties in de jaren van zijn jeugd leek hij te moeten zoeken naar wat hij eigenlijk voelde en hoe hij dit uitte. Vanaf een jonge leeftijd wist hij eigenlijk niet wat hij voelde, mocht voelen of hoe hij dit kon uiten. Hierin lag een diepgewortelde ontkenning van eigen gevoelens, waarschijnlijk omdat ontkenning veiliger was dan de gevoelens aan te gaan. Ook enthousiasme was een emotie die hij moeilijk kon plaatsen in zijn jeugd. Hij vertelde dat enthousiasme voor hem onlosmakelijk verbonden was met afwijzing, kritiek of boosheid. Zijn eerste intieme relaties omschreef hij als ongelijkwaardig. Maakte een vriendinnetje deel uit van een ogenschijnlijk stabiel gezin dan voelde hij de afstand ten aanzien van zijn eigen leven. Kwam een vriendinnetje uit een soortgelijk disfunctioneel gezin dan verwarde hij liefde met medelijden. In beide gevallen was de angst om door haar verlaten te worden te groot.
Moeder van cliënt was een eerste generatie na-oorlogskind die weinig aandacht kreeg in de jaren na de oorlog. Haar vader verloor ze op jonge leeftijd en ze in de vijftiger jaren verbleef ze in tehuizen omdat haar eigen moeder de opvoeding niet aankon. Broertje en zusje van moeder van cliënt troffen hetzelfde lot.
Kenmerkend voor veel eerste generatie na-oorlogse kinderen uit disfunctionele gezinnen is dat ze op latere leeftijd problemen liever met anderen bespreken dan met de persoon in kwestie en dat het omgaan met emoties van anderen uitdagend of onmogelijk zijn. Tevens had moeder van cliënt te kampen gehad met somatische problemen. Daaruit ontstond alcoholmisbruik en iets wat cliënt aangaf als ‘haar depressie’, een voor cliënt nog steeds moeilijk duidbare periode waarvoor moeder meerdere malen voor langere tijd klinisch is behandeld. Cliënt ervoer vanaf een jonge leeftijd onveiligheid. Deze onveiligheid bestond uit onvoorspelbaarheid van de ‘stemming thuis’. Met name feestdagen, verjaardagen en uitingen van enthousiasme van cliënt en zijn zusje leken voor onvoorspelbare en crisogene situaties te zorgen. Hierin beschreef hij ‘uit het niets opkomende woede’ en suïcidale uitingen van zijn moeder. ‘Ze dreigde meerdere keren zich voor een trein te gooien, meestal tijdens de feestdagen of vlak voor verjaardagen’ aldus cliënt. Buiten een enkele buur was niemand op de hoogte en presenteerde moeder zich als dapper en positief in het leven staand naar de buitenwereld. De binnenwereld voor de kinderen bleek het volledig tegengestelde.
Het gezin was anders dan andere gezinnen uit de klas van cliënt. Zo beschreef hij de armoede en het gevoel dat hij anderen niet durfde te vertrouwen, zichzelf niet durfde te uiten of ook maar enthousiast durfde te zijn. Dit bracht hem zonder twijfel in de problemen. Hoewel hij in gesprekken steeds aangaf dat zijn moeder het ook niet makkelijk had, benadrukte hij dat het gevoel van ‘alleen zijn en anders dan anderen’ de boventoon voerde. De onvoorwaardelijke loyaliteit naar zijn moeder was in de eerste sessies sterk. Zij heeft zichzelf ook niet gemaakt, verwoordde cliënt in de eerste sessies. Hij leek zijn moeder niet af te willen vallen terwijl enige emotionele wederkerigheid duidelijk ver te zoeken was. Dat zag cliënt zelf niet. Wanneer ik vroeg wanneer zijn moeder er echt voor hem was bleef het lang stil en werd er geantwoord vanuit de zorgende rol voor haar of zorgen om haar. De kerncognities die cliënt had gevormd waren scherp afgetekend. Hij meende dat iedereen thuis in hetzelfde schuitje zat en dat het een moeilijke tijd was. Ze had immers haar best gedaan om vakanties met ze te houden ondanks de armoede en had het erg moeilijk. Cognities die we vastlegden waren:” ik mag nooit lastig zijn, ik ben niets waard, anderen stellen meer voor, ik ben niet belangrijk en ik ben dom’. Hierin kon hij geen eigen behoeftes beschrijven en antwoorde hooguit dat hij graag beter had willen presteren op school omdat juist zijn schoolresultaten voor ruzie en spanning zorgden binnen het gezin. Wanneer hij letterlijk door zijn moeder beschuldigd werd van het verergeren van haar situatie door zijn cijfers sloeg hij dicht. Een dag later gaf zijn moeder aan dat hij de slimste uit de familie was en etaleerde dit met regelmaat naar hem en de buitenwereld. Op school en in de buurt moest hij zich verdedigen tegen de ‘roddels’ die over zijn moeder werden verteld. Zo loog hij op veertienjarige leeftijd tegen leerkrachten dat zijn moeder thuis was terwijl op de middelbare school de twijfel bestond of er wel voor hem werd gezorgd. Zijn moeder had veel liefdesrelaties en cliënt hoopte iedere keer dat ze ‘zouden blijven’ want op die momenten was er geen ruzie. Typerend is hier dat cliënt in staat bleek alle namen van de partners van zijn moeder nog te kennen. Eigen vrienden van cliënt waren op de middelbare school beperkt. Bij een enkele vriend en zijn ouders vond hij warmte en begrip welke bij cliënt thuis werden veroordeeld. Deze vriend en zijn ouders werden door zijn moeder als vies en asociaal betiteld. Thuis zijn was spannend en onvoorspelbaar, herhaalde hij vaak in de sessies. Moeder gebruikte Seresta en Rohypnol in combinatie met alcohol. Cliënt deelde in de sessies veel voorbeelden waarvan we afspraken er slechts enkele te noemen. Hij sprak over de momenten dat zijn moeder zich meerdere dagen opsloot in haar slaapkamer en niet reageerde op cliënt en zijn zusje. In een wanhoopsdaad gooide cliënt een bloempot kapot waarna hijzelf in behandeling moest bij de Jeugd GGZ en zijn moeder hem toebeet dat hij haar leven tot een hel maakte.
Tijdens crises, vlak voor opnames op PAAZ en GGZ sprak moeder uit dat ze ‘beide kinderen op de wereld had gezet maar er ook weer af kon halen’. Deze uitspraak blijkt cliënt nog steeds te emotioneren. Hij kon niet geloven dat het veertig jaar eerder was gezegd, ”ik hoor haar alsof het gisteren was”. In het proces deed cliënt uitspraken over andere gebeurtenissen die hij liever niet had meegemaakt. Hierin benoemde hij stelselmatig seksueel misbruik door een kennis van zijn moeder, het langdurig verblijven bij vreemden tijdens opnames van zijn moeder en de angst dat zijn moeder zichzelf iets aan zou doen door zijn schuld. In de jaren van adolescentie is cliënt zichzelf verder kwijtgeraakt.
Op de vraag wat het ergste voor cliënt was kwam direct een antwoord, ‘de ontkenning van het verleden’. Hij gaf aan dat te vroege zelfstandigheid en zelfs zijn fysieke seksuele misbruik een plekje hebben gekregen in zijn leven maar dat de ontkenning van zijn moeder alles uit het verleden weer in het heden plaatst. Zo gaf ze volgens cliënt aan dat ze er altijd was voor haar kinderen en dat ze deze op de eerste plaats zette, “ook al waren ze lastig”.
Zijn moeder zou vertellen dat ze altijd hard en succesvol heeft gewerkt in diverse branches terwijl cliënt zich niet kan herinneren dat zijn moeder naast het werken als oppasouder ooit een (andere) baan heeft gehad. De vele relaties die moeder had werden volgens cliënt ook ontkent. Een rijke fantasie, dat had ze wel, zo beaamt hij. Verhalen werden mooier gemaakt en bij tegenspraak was het oorlog thuis. Uiteindelijk vond zijn moeder een nieuwe partner met wie ze in het huwelijk trad. Volgens cliënt was haar tweede huwelijk een zakelijke beslissing waarover ze tegen cliënt open was. Haar partner, dus stiefvader van cliënt, had afstand genomen van zijn eigen kinderen en adviseerde moeder van cliënt dat ook te doen. Feitelijk is dat volgens cliënt ook gebeurt aangezien cliënt of zijn zusje met hun stiefvader nooit een kwalitatieve relatie heeft opgebouwd. Het was altijd je best doen om contact en waardering te krijgen, aldus cliënt. Opmerkelijk is dat juist de moeder jarenlang aangaf hoeveel stiefvader voor cliënt heeft gedaan. Cliënt kan hieromtrent geen voorbeelden geven.
Het leven van de cliënt op volwassen leeftijd bestond grotendeels uit het aanpassen aan anderen om aardig gevonden te worden, dat was alles wat hij had en daarin was alles toegestaan. Zijn coping bracht hem redelijk ver. Hij had immers ooit een schat van een vrouw en prachtige kinderen, wisselde weliswaar regelmatig van baan om zichzelf een betere positie te geven en had enkele goede vrienden. Zijn drank en druggebruik schoot hem uiteindelijk hard en resoluut door de knieën. Toen zijn coping hem emotioneel verwoestte, volgde een echtscheiding, dagelijks gebruik van middelen, een dreigend persoonlijk faillissement en de vlucht voor deurwaarders en ‘niet officiële’ schuldeisers zoals dealers en kroegbazen. Verlatingsangst werd dagelijks gevoeld, werk hield hij niet vol en in meerdere intieme relaties zocht hij houvast in alles wat hij zelf niet was. Iedere kritiek ontving hij als diskwalificatie van zichzelf die hem verplichtte tot een creatie van een nog betere, onhaalbare versie van zichzelf. Het verschil tussen persoon en gedrag had hij nooit geleerd.
Het nadeel van beter worden.
Uiteindelijk liet hij zich behandelen voor zijn verslavingen en vond hij aansluitend zijn herstel. Hierin leerde hij principes van eerlijkheid, eigenwaarde en verbinding. De jaren van herstel bleken een verbindend en invoelend mens van hem te maken die met eerlijkheid en empathie de ander tegemoet treedt. In de jaren van stabiel herstel leerde hij zijn huidige echtgenote kennen. Wat echter bleef was de verstoorde relatie met zijn moeder. Cliënt wilde nog altijd gezien worden en ergerde zich aan haar egocentrisme, ieder gesprek ging over haar. Interesse in hem, zijn leven of relaties bleven uit of bemerkte hij niet. Wanneer hij dit bespreekbaar maakte ontstond een recapitulatie van zijn primaire steungroep. Moeder antwoordde met verwijten en maakte de situatie ‘weer zoals vroeger’. Zij had het volgens zichzelf niet makkelijk gehad en had zich altijd volledig ingezet voor haar kinderen. De polarisatie nam juist verder toe doordat cliënt gedurende zijn behandeling en opvolgend herstel diepgaande zelfreflectie had aangeleerd, iets wat hij bij zijn moeder juist vanaf toen nog sterker miste of juist opviel? Vanaf het moment dat hij zich dat besefte dacht hij dat hij zichzelf schuldig maakte aan selectieve waarneming. Het was zijn schuld, dit was wat hij dus anderen aandeed vanuit een gevoeld eigen belang wat in werkelijkheid haaks staat op alles wat hij in zijn herstel juist heeft geleerd. Alles was weer bij het ‘oude’. Hij was immers in behandeling geweest en ‘focuste zich enkel op haar nadelen’. Het schuldgevoel en psychotrauma overschaduwde zijn opgebouwde herstel en bracht hem terug in herbeleving van een jeugd vol onveiligheid. Deze situaties werden luxerende factoren en resulteerden in progressie van het lage zelfbeeld en symptomen van ADD van cliënt. De levendige uitspraak van zijn moeder dat zij ‘hem beter kende dan wie dan ook’ werd een pijn die hij moest verdragen wanneer hij steun en begrip vond bij anderen. Anderen kenden hem immers niet ‘goed genoeg’ volgens haar en ‘wisten niet alles over vroeger’. Hiermee heeft hij inmiddels leren leven in zijn eigen leven.
In de jaren dat cliënt zich bezighield met persoonlijke groei werd hem uiteindelijk duidelijk dat een harmonieuze omgang met zijn moeder een onhaalbaar doel zou zijn wanneer hij zichzelf wilde zijn. Via anderen hoorde cliënt verhalen over zichzelf en zijn inmiddels nieuwe partner die niet klopten. Voor hem werd ook duidelijk dat een balans in afstand en nabijheid hem in ieder geval een leven kon brengen waarin zijn moeder geen emotionele impact zou kunnen hebben op zijn herstel. De praktijk bleek anders. De situaties bleven, tijdens uitvaarten of bij ziekte van anderen werden door zijn moeder de mogelijkheid benut om haar eigen broze gezondheid bespreekbaar te maken en tijdens feestdagen waarbij de moeder aanwezig was klaagde zij dat ze eigenlijk te zwak is om er te zijn danwel de gezelligheid van het moment te moeten bekopen met dagen van bedrust. Reacties van andere familieleden hierop werden achteraf door moeder met cliënt besproken en volledig uit zijn verband gerukt. Zij werd onheus bejegend en anderen hadden geen enkel begrip voor haar ernstige ziektes. Waardering en genegenheid heeft cliënt nooit ervaren. Wanneer hij met zijn kinderen zijn moeder bezocht werden de kinderen hartelijk begroet en liep zij achter hen aan het huis binnen, cliënt werd niet begroet. In de situaties dat hij aangaf dit vervelend vond werd het verleden er bijgehaald en hem te kennen gegeven dat hij zich eens moest aanpassen. Aanpassen, dat deed hij zijn hele leven al. Verwijten van zijn moeder dat er te weinig contact was werden door hem beantwoordt door wekelijks te bellen om aan te moeten horen hoe slecht het met haar ging. Vanuit moeder werd er nauwelijks of geen contact gemaakt. De focus die cliënt dacht te hebben op negativiteit van zijn moeder leek juist vanuit haar getriggerd te worden doordat zij zich focuste op het negatieve. Wanneer cliënt naar mening van de moeder te weinig van zichzelf liet horen werd hem verweten niet van haar te houden (en misschien was dit ook wel zo en was het hele proces van contact een voortvloeisel uit gevoelens van schuld of medelijden in plaats van liefde). Wanneer cliënt aangaf dat hij zich niet gehoord voelde kwamen er verwijten, hij moest eens weten hoe eenzaam zij was en wat het haar kostte om zo positief in het leven te staan zoals ze deed. De desinteresse van de moeder in cliënt werd tegen hem gebruikt als mantra van onvolledigheid. Eenieder die dit wist en zag werd door de moeder als onveilig en fout bestempeld. Het was toch verschrikkelijk dat zij door derden geconfronteerd werd met de verhalen van haar zoon die vond dat er geen interesse was in wat hem bezighield. Cliënt werd dikwijls benaderd door zijn moeder in geval van emotionele crisis waarin stiefvader vaak een rol speelde. De moeder was niet gelukkig, zo sprak ze meermalen uit, ze wilde scheiden maar het geld was de bindende factor. Wanneer hij haar aanhoorde en hier aan refereerde op momenten dat het wèl goedging kreeg hij de wind van voren. De situatie van ‘vroeger’ was weer terug. Afstoten en aantrekken, niet andersom, dat is Gaslighting. Uiteindelijk stierf zijn stiefvader met wie hij nooit een band heeft opgebouwd. Bemoeienis met de nalatenschap was notarieel uitgesloten. Op zich een logisch gevolg van een emotieloze verstandhouding die voor de buitenwereld zichtbaar werd uitblijven van vermelding van naam van de cliënt in de overlijdensadvertentie van de man die hij 34 jaar had gekend als partner van zijn moeder. De kinderen van zijn nieuwe echtgenote van cliënt werden wel vermeld in de advertentie. Echter, op het moment dat hij zijn moeder niet hielp (conform de wens van zijn stiefvader) met de financiële afwikkeling kwam er weer een storm uit het verleden op. Hij zou haar aan haar lot hebben overgelaten, zij werd het slachtoffer ‘want zoiets hoort door de kinderen te gebeuren’. Wat ze niet vermeldde in haar omgeving, is dat het cliënt verboden was zich te mengen in de afwikkeling. Cliënt bleef bij zijn besluit door de wens van zijn stiefvader te respecteren. Mocht ze het anders gewild hebben dan had ze de confrontatie met hem (stiefvader) aan moeten gaan en dat met hem moeten bespreken terwijl hij nog leefde, aldus cliënt. Wat volgde was de basis van een definitieve breuk doordat de moeder in haar omgeving vertelde dat haar zoon geen contact meer wilde omdat hij niets ontving uit nalatenschap. Het zou hem enkel om geld gaan. Deze uitspraak van zijn moeder, die het verst afstond van de morele waarden van cliënt, was voor cliënt de ondertekening van zoals hij zelf noemt ‘zijn vrijheid’. Ondertussen ontkende moeder van de cliënt iedere uitspraak en speelde in op het schuld gevoel van cliënt door hem te melden dat hij nu echt te ver was gegaan en de gevolgen zou moeten dragen. De finale was een feit, een label voor alles wat er in de ruim veertig jaren ervoor had plaatsgevonden.
Er kwam door een contactbreuk voor hem een einde aan ruim veertig jaar gaslighting, emotionele verwaarlozing en de hoop dat zijn moeder liefdevol zou kunnen worden naar haar eigen kinderen.
Een contactbreuk komt voort uit impulsiviteit of juist zorgvuldig besluit. In beide gevallen is het nemen van het besluit vaak minder zwaar dan het dragen van de gevolgen ervan. De angst voor het dragen van de gevolgen of het nemen van een verkeerd besluit maakt deel uit van de erfenis van het verleden die voortduurt. Hierin ligt een argument het dus niet te doen wat vervolgens weer resulteert in het in standhouden en verergeren van het proces. In dit geval liep het anders en hield hij voet bij stuk. Loyaliteit en parentificatie kan groot zijn en ver gaan. Maar wanneer er door het in stand houden een onleefbare situatie voor de cliënt, (welke cliënt dan ook) ontstaat, dan is het tijd voor zichzelf te kiezen. De keuze die deze cliënt heeft gemaakt is geen beweging die voortkomt uit het neerleggen van de schuld bij de ander, maar het besef dat hij er niet mee om kan gaan. Een keuze waar veel cliënten over twijfelen. Deze keuze valt velen zwaar, de kerncognities zitten diep, de traumasporen ook. Niets verdwijnt volledig. Maar er verschijnt wel iets nieuws, en dat is vrijheid om verder te gaan in een eigen leven.
Met dank aan hem.